Samenvatting midterm WDD - Een fractuur kan 3 type oorzaken hebben: - Traumatische fractuur, door - Studeersnel (2024)

samenvatting van heel de midterm

Vak

WDD1 (cohort 1)

434Documenten

Studenten deelden 434 documenten in dit vak

Universiteit

Universiteit van Amsterdam

Studiejaar: 2023/2024

Boeken in lijstAtlas of Human AnatomyHistologyHistology: a Text and AtlasMedical Pharmacology and TherapeuticsOrthopedie

Geüpload door:

0volgers

7Uploads0upvotes

Aanbevolen voor jou

  • 16WDD-samenvatting week 2WDD1Samenvattingen100%(10)
  • 9I RAT-t RAT 2 WDD-1 - SamenvattingWDD1Samenvattingen100%(5)
  • 13ZSO 6.2 – Pijn in rug of nek met/zonder uitstraling in arm of beenWDD1Samenvattingen100%(4)
  • 6Geneeskunde UVA - Week 6 - WDD1WDD1Samenvattingen100%(2)
  • 42Anatomie spieren tabel - Atlas of Human AnatomyWDD1Samenvattingen100%(2)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Samenvatting midterm WDD-

Een fractuur is een onderbreking van de continuïteit van een botstuk.Een fractuur kan 3 type oorzaken hebben: - Traumatische fractuur, door van buiten inwerkend geweld op gezond bot.  Direct geweld, ter plaatse inwerkend geweld kan leiden tot fractuur ter plaatse.  Indirect geweld, aangrijpingspunt van trauma en plek fractuur verschillen.  Spierweefsel, spierkrampen kunnen de oorzaak zijn van fracturen. Bij dit inwendig geweld kan door het aanspannen fractuur ontstaan. - Pathologische fracturen, ontstaan door een al aanwezige verzwakking van het bot. (Dus niet door inwerkend geweld). Vaak ligt het aan ziekte. Bijv botkanker of osteoporose. - Stressfractuur, door disbalans tussen afbraak en opbouw van bot. Door die disbalans ontstaat er zwak bot wat de druk spanning erop niet aankan. Veel bij militairen en atleten, omdat die lichamelijke spanning verrichten.Bij een traumatische fractuur kunnen bij direct- en indirect trauma verschillende soorten wordenonderscheiden:Direct geweld: - Pareerfractuur, indien relatief kleine kracht kortdurend inwerkt op relatief klein gebied kan een dwars fractuur ontstaan - Comminutieve fractuur, grote kracht op relatief groot gebied fractuur waarbij bot in meerde kleine stukken gebroken is. - Penetrerende verwonding, voornamelijk schotwonden.Indirect geweld: kan komen door trek, buig, draai en drukkrachten. - Avulsiefractuur, doordat een band, pees of spierinstertie met een botfragment uit het bot scheurt. - Compressiefractuur, door longitudinale druk wordt bot in elkaar gedrukt. - Angulatiefractuur, fractuur waarbij een hoek ontstaat in het bot. Distaal staat anders dan proximaal. - Torsiefractuur/spiraalfractuur, bot staat gedraaid.Indeling naar locatie

  1. Aangedane bot (femur, radius, humerus etc.)
  2. Waar zit het diaphysair, metaphysair of epiphysair
  3. Proximaal of distaal
  4. Intra articulair of niet (= In een gewricht of niet)Müller AO-classificatie:

Indeling naar breuklijn: - Segmentaal, meervoudige fractuur op verschillende botniveaus. - Geïnclaveerd, fractuur waarbij delen van de fractuur in elkaar worden gedrukt. - Impactie, fractuur veroorzaakt door indrukking door bijvoorbeeld scherp geweld of hoge druk. - Avulsie, fractuur door sterke spiercontractie  aanhechting van pees een stukje bot breekt. - Spiraal, ontstaat bij draaiende kracht langs parallelle as bot. - Dwars/transversaal, bot volledig doorbroken en breuklijn loodrecht op as staat. - Schuin/oblique, schuine breuklijn. - Comminutief, 1 breuk met meerdere fragmenten. Verbrijzeling - Compressie, fractuur die ontstaat door inzakking van een wervellichaam. - Intra-articulair, fractuur die doorloopt tot in een gewricht:  Partieel intra-articulair, deel van het gewricht blijft verbonden  Volledig intra- articulair, niet meer verbonden.Uitsluitend bij kinderen:12. Torus = Cortex (buitenlaag) aan beide kanten intact, wel ingedeukt. (Bot bij kind is nog flexibel)13. Greenstick = (Twijgtakje  knakt om, blijft wel aan elkaar). Cortex aan 1 kant kapot, aan andere kant aan elkaarInleiding naar dislocatie

  1. Ad latitudimen = Verplaatsing van een van beide botfragmenten in horizontale richting
  2. Ad axim = Angulatie: Ontstaat hoekstand tussen beide botfragmenten
  3. Ad peripheriam = Rotatie
  4. Ad longitudinem cum contractione = Verkorting van het totale bot
  5. Ad longitudinem cum distractione = Verlenging van het totale botOpen/gecompliceerde fracturen: Open verbinding van fractuur met de buitenwereld
  • Sprake van schade aan weke delen (huid en spierweefsel)
  • Hoge kans op infectie en daarmee kans op vertraagde genezing fractuur
  • Geen hematoomvorming, slechte fractuurgenezing
  • Afhankelijk van de graad ernstiger complicaties

Celproliferatie wordt aangewakkerd door groeifactoren en signalenen uit de extracellulaire matrix.Worden vooral afgegeven door cellen vlak bij de wond, met name door macrofagen die zijngeactiveerd door weefselschade. Groeifactoren  productie eiwitten cellen gaan celcyclusdoorlopen. Bij de regeneratie wordt proliferatie van cellen in het wondgebied aangevuld door dedifferentiatie van stamcellen tot mature cellen.Als het weefsel niet alleen door regeneratie kan worden hersteld, worden de beschadigde cellenvervangen voor bindweefselcellen. Dit is het geval bij ernstige of chronische schade waarbij naastparenchymcellen en epithelia ook het bindweefsel beschadigd raakt of als niet-delende cellenbeschadigd raken. Littekenvorming treedt op in verschillende stappen:

  1. Angiogenese: Uit bestaande bloedvaten worden nieuwe bloedvaten gevormd die voedingsstoffenen O 2 aanvoeren voor herstelproces
    • Deze cellen lekken makkelijk door incomplete verbindingen tussen epitheel  Hierdooroedeemvorming
  2. Vorming granulatieweefsel: Granulatieweefsel dringt de plek van verwonding binnen
    • Bestaat uit: Fibroblasten, losmazig bindweefsel, vaten en leukocyten
    • TGF-ß = Belangrijkste cytokine: stimuleert migratie en proliferatie fibroblasten, synthese van collageen en fibronectine en remt afbraak van ECM en de ontstekingsreactie
  3. Remodellering van bindweefsel: Door maturatie en reorganisatie wordt fibreus litteken gevormd
    • Fibroblasten produceren collageen-I  hoeveelheid bindweefsel in granulatieweefsel neemt toe tot dat litteken gevormd is
    • Afbraak collageen en ECM vindt plaats dankzij MMPsEr zijn verschillende factoren die wondgenezing kunnen beïnvloeden:
    • Infectie
    • Diabetes mellitus
    • Voedingstoestand
    • Glucocorticocoïden
    • Slechte doorbloeding
    • Corpora alienaFractuurgenezing:

- Primair  Directe genezing = kunstmatig proces OPERATIEF

  • Fractuurgap < 2mm en absolute stabiliteit
  • Compressie op de botdelen, geen callusformatie
  • Alleen met operatie

- Osteoclasten breken oud bot af en osteoblasten maken nieuwe  Nieuwe

vascularisatie van beenmergSecundair Indirecte/spontane genezing = natuurlijk proces CONSERVATIEF

  • Fractuurgap > 2mm, gecontroleerde beweging en relatieve stabiliteit
  1. Fractuur wordt omgebouwd naar kraakbeen, vormt callusbrug over de gap
  2. Kraakbeencallus wordt botcallus (= ossificatie)Proces secundaire fractuur genezing:
  3. Hematoomvorming: Invasie van macrofagen/monocyten/granulocyten, fibroblasten en nieuwecapillairen
  • Zorgt ervoor dat breuk wordt gescheiden van rest van het weefsel
  • Eerste dagen/weken  Hematoom gevasculariseerd uit omliggende weefsels. Ook sprake vannecrose van het bot op uiteinden fractuurdelen
  • Acute ontstekingsreactie komt op gang door uitscheiden van cytokinen t.g. beschadigde wekedelen
  1. Granulatievorming: Ingroei van bloedvaten en endotheelcellen en vormen netwerk van vaatrijkbindweefsel (duurt 3 weken)
  • Granulatieweefsel is losmazig en bestaat uit collageenvezels (TYPE II en III) en fibrine Fibrine!
  • Door netwerk (bindweefsel) wordt eerste contact tussen beide fractuurdelen hersteld
  • Ingroei stamcellen rondom de fractuur
  1. Primaire callusformatie  Na 4 weken gevormd
  • Stamcellen differentiëren tot fibroblasten, chondroblasten en osteoblasten
  • Jong, gevlochten bot  Collageenvezels in random patroon Collageen III!
  • Ontstaat kraakbeen door weinig zuurstof Collageen II!
  • Is erg kwetsbaar dus fractuurdelen moet goed op elkaar gedrukt zijn (gips/platen)
  • Wordt bij chirurgie overgeslagen
  1. Ossale callusformatie  Duurt 2-4 maanden (consolidatiefase)
  • Begint in zachte callus
  • Calciumzouten slaan neer tussen de matrix van collageenvezels  Callus krijgt stevigheid
  • Sprake van consolidatie als callus zo stevig is dat er geen beweging meer mogelijk is en er dus eenbrug gebouwd is van solide bot tussen twee fractuurdelen Collageen I!
  1. Remodellering fase  Duurt enkele maanden tot jaren
  • Vlechtwerk van nieuw overtollig callusweefsel wordt afgebroken door osteoclasten
  • Osteoblasten zorgen voor opbouw van nieuwe botbalkjes = lammelair bot
  • Via wet van Wolff: Botvorming op plaatsen waar belasting hoog is en botafbraak waar dit laag is
  • De cellen groeien van buiten het bot (periostaal) als ook van binnenuit (endostaal).De behandeling van een fractuur kan conservatief of operatief zijn.Conservatief = zonder operatie. Sprake van secundaire genezing
    • Gesloten fractuur, Stabiel, Goede stand
  1. Functioneel  Bewegingen toestaan
    • vb: Subcapital humerusfractuur
  2. Gips  Eerst gipsspalk ivm zwelling in acuut stadium. Voorkomen doorbloedingsproblemen
    • Daarna circulair gips = lichter en stabieler
  3. Brace  Comfortabeler, minder stabiel, afneembaarOperatief = met operatie. (Osteosynthese) Sprake van primaire genezing.
  • Open fractuur, Instabiel, Gedislokeerde fractuur
    1. Trekschroef/trekschroef  Glij-gat loodrecht op de breuk: Perst fractuurdelen op elkaar
      • Absolute stabiliteit. Trekschroef wordt vaak gebruik bij intra articulair. Dir. Genezing
    2. Bridging plate  Overbrugt de fractuur. Vaak bij comminutieve breuk.
      • Relatieve stabiliteit. Been goed in lijn indirecte fractuurgenezing
      • Niet direct belastbaar
      • Begint met callus en daarna verbening
    3. Plaat met schroeven en trekschroef
      • Absolute stabiliteit directe fractuurgenezing
    4. Kirschner draden: Vastspiesen van losse brokken van de fractuur door een draad
      • Niet veel stabiliteit, vaak met gips indirecte fractuurgenezing
    5. Mergpen/grendelpen: Overbrugt fractuur, geeft van binnenuit stabiliteit.
      • Staaf in het bot over de lengte indirecte fractuurgenezing
      • Kan worden gedynamiseerd  Blijft stabiel maar impacteren, daardoor genezing.
      • Snel belastbaar

Late complicaties:Non-union (pseudoartrose), er is sprake van als er na 6-9 maanden nog geen consolidatie van defractuur is opgetreden. Fractuur zal niet meer genezen tenzij operatie. Kan verschillende oorzakenhebben. Bij hypertrofische non-union is er wel een flinke botaanmaak maar groeien de boteindendoor gebrek aan stabiliteit niet aan elkaar. Bij atrofische non-union is er sprake van onvoldoendevitaliteit van het bot waardoor er weinig botgroei is en de botranden niet tegen elkaar aangroeien.Bij malunion geneest het bot wel maar zijn de uiteinden van het bot verkeerd aan elkaar gegroeid.Door een fractuur kan het functioneren van een gewricht beperkt worden. De oorzaak hiervan kanintra-articulair (binnen het gewricht), periarticulair (buiten het gewricht) of verder van het gewrichtafgelegen zijn.Myositis ossificans, hierbij kan botvorming plaatsvinden in het collagene bindweefsel van spieren,ligamenten, gewrichtskapsel en fascie. Kan bijv functie gewricht verstoren.Posttraumatische dystrofie, symptomen hiervan zijn sterk aanhoudende pijn, zwelling,functiebeperking en hyperesthesie van de huid. Dit ontstaat door een abnormale reactie vhautonome zenuwstelsel op een (post)traumatische pijnprikkel.ClaviculafractuurOorzaak: val op schouder of indirect door val op gestrekte arm of elleboog.Klinisch beeld: pijn en vaak zichtbare dislocatie. 75% vd breuken in mediaal deel.Belangrijk om vast te stellen of er geen pneumothorax, ribfractuur of neuro vasculair letsel en huid.Röntgen: AP-opnameBehandeling: conservatief mitella 1-3 weken Operatief open fractuur, floating shoulder, dreigende perforatie, non-union, pathalogische fractuur, neurovasculaire laesie  Plaat of intramedulaire pen.Subcapitale fractuur vd proximale humerusOorzaak: direct geweld op humerus, val op buitenzijde bovenarm of gestrekte arm.Klinisch beeld: pijn in bovenarm (die bij beweging toenemen), hematoom, crepitaties hoor envoelbaar.Röntgen: axiaal en AP, evt CTBehandeling: conservatief mitella Operatief (grove dislocatie) Open/gesloten repositie, Kirschner en schroef.Distale radiusfractuurOorzaak: Val op gestrekte handKlinisch beeld: Gezwollen pols, zichtbare standafwijking, drukpijn, pijn bij bewegingRöntgen: AP/lateraalSoorten: 1. Collesfractuur (Val op pols in dorsale flexie)  Angulatie naar dorsaal (bajonet) 2. Smithfractuur (Val op pols in volaire flexie)  Angulatie naar ventraal ( bajonet) 3. Bartonfractuur  Intra-articulare breuk. Radio-carpale gewricht luxeert palmairBehandeling:  Conservatief (weinig dislocatie, na repositie goede stand)  spalk en dan onderarmgips. Vaak bij collesfractuur  Operatief (instabiel, intra-articulair, communitief)  Kirschner of plaat. Vaak bij Smith- en Bartonfracturen

ScaphoïdfractuurOorzaak: Val op hand met pols in hyperextensieKlinisch beeld: Pijn en geringe zwelling pols, drukpijn tabatière anatomique, asdrukpijn duimRöntgen: 1) AP/lateraal, 2) AP, lateraal ¾ , 3) Conservatief beleid, 4) Na een week MRIBehandeling:  Conservatief (weinig dislocatie)  Scaphoïdgips  Operatief (dislocatie >2-3mm, perilunaire luxatie, non-union)  SchroefMetacarpale fractuurSoorten: 1. Bennettfractuur (geforceerde abductie duim)  Avulsiefractuur, luxatie in CMC 2. Rolandofractuur (axiaal inwerkende kracht)  Minimaal 3-fragmentenfractuur 3. Bokserfractuur (axiale compressie)  Subcapitale fracturen van metacarpale V.Klinisch beeld: Lokale pijn, crepetaties en zwelling van duimmuisRöntgen: AP/ lateraal, eventueel ¾Behandeling:  Conservatief (extra-articulair, geen rotatie/verkorting)  Gips  Operatief  Kirschner + schroefdraad, schroef, externe fix (intra-articulair) Bij rolando direct operatiefFemurschachtfractuurOorzaak: Direct/axiaal inwerkende kracht. <60jaar hoogte/ongeval. >60 jaar simpele valKlinisch beeld: Bloedverlies. Zwelling bovenbeen, abnormale stand, pijnRöntgen: AP/lateraal (ook bekken en knie bekijken)Behandeling:  Conservatief: Alleen bij kinderen <10 jaar  Operatief: Binnen 24h stabiliseren en meestal tijdelijke externe fix 3-10 jaar = Intramedullaire pen 10-16 jaar = Plaatosteosynthese of intramedullaire pen Volwassenen = MergpenCollumfractuur (heupbreuk)Oorzaak: Vooral bij ouderen, val op trochanterregioKlinisch beeld: Pijn in de lies, verkort been bij exorotatie, geen belasting. Pijn in knie. Asdrukpijn naar buiten toe gedraaid.Röntgen: AP-bekken/axiale heupfotoSoorten: 1. Intracapsulair (mediaal en door kapsel)  gevaar is necrose femurkop, vaten lopen daar. 2. Extracapsulair (lateraal en buiten kapsel)  bloedvoorziening niet onderbrokenBehandeling:  Conservatief  zelden, schroefosteosynthese  Operatief 1. Kop sparend (goede bloedvoorziening, <60 jaar) = dynamische heupschroef 2. Kop vervangend (slechte bloedvoorziening, >60jaar) 3. Totale prothese (heup slechte staat <70 jaar) = Hebben meer baat hierbij 4. Kop hals prothese (heup slechte staat >70 jaar)Garden-Classificatie collumfractuur:I: Stabiele fractuur met impactie in valgus  Kop zit vast aan femur (hoedje aan kapstok)II: Volledige botbreuk maar zonder dislocatie kopIII: Dislocatie heupkop, meestal gedraaid en in varus - Twee botstukken zitten nog tegen elkaar aan.IV: Volledige dislocatie, botstukken raken elkaar niet meer.

Type 3 t/m 5 zijn ongunstig omdat ze door het gewrichtsvlak lopen waardoor groeistoornissenkunnen optreden. Deze ontstaan doordat zich eerst een callus (soort van zwelling) en vervolgens eenbotbrug kunnen ontwikkelen in de groeischijf. Hierdoor worden de epi- en metafyse verbonden en debotbrug legt de groei stil.  Kan partieel zijn waardoor een as-afwijking ontstaat of volledig waardoorde groei volledig stopt. Om dit tegen te gaan moet de callusvorming door operatieve nauwkeurigerepositie en fixatie worden vermeden.Bij kinderen bestaat de behandeling van een fractuur initieel uit repositie en fixatie.Gipsverband, als een fractuur gedislokeerd is wordt deze eerst gereponeerd. Het primairegipsverband is erg gewatteerd. Na 1-2 weken is een verende consolidatie opgetreden en wordt er eensecundair gipsverband aangebracht. Kleine aanpassingen van de stand van de fractuur zijn nogmogelijk en dit gips is zo min mogelijk gewatteerd en in één keer gelegd.Rekverband, het schakelt bij de gereponeerde fractuur de spierkracht uit repositie wordtgehandhaafd en verkorting voorkomen.Operatie, dit wordt alleen gedaan bij kinderen als het te verwachten resultaat na conservatievebehandeling slecht is. Of wanneer er andere redenen voor zijn.Oefenen, bij kinderen is frequent oefenen minder belangrijk dan bij volwassenen minder last vanatrofie en verstijving. Herstelt na afname gips meestal snel.Bij de volgende fracturen moet de arts rekening houden met evt kindermishandeling: - Diafysaire fracturen van onderste extremiteiten en fracturen van de metafysaire hoek bij kinderen <12 jaar. - Fracturen van de laterale clavicula. - Fracturen van de laterale hoek van het acromion. - Ribfracturen t.p. processus transversus van de thoracale wervels.Osteoblast maakt bot, osteocyt onderhoudt bot, osteoclast breekt bot af.Osteocyt wordt gevormd uit osteoblast.Fractura antebrachi is een fractuur van beide botten in de onderarm.Valgus  X-benen.Varus  O-benen.Osteogenesis imperfecta= inadequaat aangelegd bot, het is een aangeboren afwijking.Oorzaak afwijking in synthese van collageen type 1. Lijdt tot aantasting van bot en anderecollageen bevattende weefsels (oren, ogen, huid, tanden).Patiënten hebben heel veel breuken zonder aanduidend trauma. En een toenemende afwijkendegroei en een sterk achterblijvende motoriek.Symptomen: Patiënten breken zo’n 100-200 botten in hun leven

  • Groeistoornissen
  • Frequente fracturen
  • Slechte tanden en afbrokkelend gebit
  • Instabiele gewrichten
  • Blauwe sclera (oogwit)
  • Gehoorstoornissen
  • Ademhalingsmoeilijkheden: Doordat longen in gedrang zijn doordat alles inzakt
  • Psychosociale effecten

Je hebt verschillende subtypen osteogenesis imperfecta. De ernst is afhankelijk van de plek vanmutatie in het gen dat codeert voor de eiwitketens van collageen type 1. Ernst Kenmerken OverigType 1 Minst ernstig - Geen botbreuken bij geboorte

  • Geen botmisvorming na breuken
  • Blauw oogwitType 2 Niet met leven verenigbaar - Botbreuken vóór de 20e week
  • Ernstige botmisvormingenType 3 Meest ernstige type dat metleven verenigbaar is
  • Veel botbreuken, beginnend rondde 20e week
  • Ernstige botmisvormingen
  • Zeer kleine lengte
  • Grijswit oogwit
  • RolstoelafhankelijkType 4 Varieert van ernst van type1 tot ernstiger (nooit type 3)
  • Botbreuken kunnen optreden aanhet einde van de zwangerschap
  • Kunnen botmisvormingen zijn
  • Kleine lengteEctoderm: Epitheliale bekleding buitenoppervlak. Epidermis
    • Neuroectoderm: zenuwstelselMesoderm: Mesenchymale weefsels
    • fibro, osteo, chondro, lipo, myo
    • meso- en endotheel (afgesloten holtes)
    • beenmerg, milt en lymfklierenEndoderm: Epitheliale bekledingen inwendige oppervlakken in contact met buitenoppervlakEpitheel: Cellen liggen aaneengeslotenGevormd uit ectoderm en endoderm
  • Ectoderm  Epitheliale bekleding buitenoppervlak (= epidermis) en zenuwstelsel (neuroectoderm)
  • Endoderm  Epitheliale bekleding inwendige oppervlakken in contact met buitenwereldBindweefsel: Cellen liggen ver van elkaar verwijderd door aanwezigheid van ECM. Wordt gevormd uitmesoderm.
  • Residente cellen  Aanwezig in het bindweefsel (fibroblasten, fibrocyten, adipocyt, macrofagen,pericyt)
  • Migrerende cellen  Naar het bindweefsel toekomend (leukocyt, monocyt, granulocyt, lymfocyt enplasmacellen.Type bindweefsels:
  1. Embryonaal bindweefsel: Bestaat uit mesenchym en muceus bindweefsel
    1. Mesenchym bindweefsel: Meso- en endotheel en fibro- osteo- en chondroblasten
    • Voornamelijk in het embryo
    • Contact tussen cellen door gap-junctions
    • ECM: Collagene en reticulaire vezels
    1. Muceus bindweefsel:
    • Navelstreng
    • ECM: Gelatine-achtig bestaande uit hyaluronan
    • Wharton’s Jelly
  2. Losmazig bindweefsel: Bestaat uit relatief veel grondsubstantie
  • Onder epithelia van lichaamsoppervlakten en binnenbekleding van kleine vaatjes en kliertjes

  • Belangrijke rol in afweer (bijv. lamina propria). Hoort namelijk tot eerste lijn bescherming.

  • Aanwezig in vroege fase van wondheling en littekenvorming

  • Naarmate embryologie/wondheling vordert wordt dit collageen type IElastine  Fijne vezels gemengd met collageen.

  • Opgebouwd uit elastine kern met daaromheen fibrilline microfibrillen

  • = Hydrofoob eiwit dus vezels kunnen oprollen  hierdoor uitrekking etc.

  • Netwerk van elastineweefsel als een soort elastiekje

  • Belangrijk voor hartkleppen, uterus, huid en ligamentenGrondsubstantie: Stroperige vloeistof bestaande uit grotendeels water

  • Niet te zien bij H&E kleuring

  • Bestaat uit Proteoglycanen, glycoproteïnen en glycosaminoglycanenGlycosaminoglycanen (GAGs): Meest voorkomend in grondsubstantie

  • Negatief geladen  Trekken veel water aan  Vormen gehydrateerde gel  Stoffenkunnen goed diffunderen

  • Vormen ook gestructureerd geraamte voor celHyaluronan = Vorm van GAG

  • Veel langer en stugger dan andere GAGs. Bevat geen sulfaat

  • Kan een groot volume aan water vasthouden

  • Proteoglycanen kunnen binden aan hyaluronan  Vormen aggregatenEn deze zijn massaal aanwezig in kraakbeen  Kan hierdoor compressie verdragenProteoglycanen  Meeste GAGs zijn gebonden aan kerneiwitten en vormen zo proteoglycanen

  • Eiwitketen met aanvast gekoppelde zijketens bestaande uit koolhydraten

  • Zijketens zijn negatief geladen want gesulfateerd

  • Hierdoor trekken ze na, cal, mg aan en daardoor heel veel waterAdhesieve Glycoproteïnen: Betrokken bij adhesie tussen cellen onderling, het verbinden van cellenmet de ECM en met interacties tussen ECM-onderdelen

  • Zoals: Fibronectine: Vormt bij wondgenezing een raamwerk waarna genezing verder kanLaminine: Moduleren van celproliferatie-, differentiatie en motiliteitIntegrines: Zijn adhesie receptoren in ECM (CAMs)Bot is een gespecialiseerde vorm van bindweefsel bestaande uit collageen en ECM. Functies:Mechanische ondersteuning, overbrengen van krachten veroorzaakt door spieren, beschermen vanorganen, mineraalhomeostase en productie van bloedcellen.Bot onderscheidt zich van andere type verbindend weefsel omdat er mineralisatie van de matrixplaatsvindt waardoor extreem hard weefsel ontstaat.Belangrijkste niet-collagene eiwitten in botmatrix:

  1. Proteoglycaan macromoleculen  Bevatten kerneiwitten met gebonden GAGs
  • Dragen bij aan samendrukkende sterkte van het bot
  • Verantwoordelijk voor binding groeifactoren en remming mineralisatie
  1. Multi-adhesive glycoproteïne  Hechten van botcellen en collageen vezels aan gemineraliseerdegrondsubstantie
  • Osteonectine: Lijm tussen collageen en hydroxyapatietkristallen

  • Podoplanine: Geproduceerd door osteocyten bij mechanische belasting

  • DMP (dentin matrix protein): Mineralisatie van botmatrix

  • Osteopontine: Medieert hechting van cellen aan botmatrix

  • BSP-2: Medieert celhechting en initieert vorming calciumfosfaat

  1. Botspecifieke, vitamine K-afhankelijk eiwitten
  • Osteocacline: Onttrekt Ca2+ uit circulatie en trekt osteoclasten aan voor botremodellering
  • Proteïne S: Van belang bij verwijdering van cellen die apoptose ondergaan
  • MGP (matrix Gla-protein): Ontwikkeling van vaculaire calcificaties
  1. Groeifactoren en cytokines: Bestaat uit BMPs (bone morphogenic genes)  Starten differentiatievan mesenchymale cellen tot osteoblastenLacunae = Holtes in de botmatrix waar de osteocyten zich bevindenBotcellen, 5 typen:
  2. Osteoprogenitorcellen: Afkomstig van mesenchymale stamcellen (beenmerg). Kunnendifferentiëren tot fibroblasten, osteoblasten, adipocyten, chondrocyten en spiercellen
  • Nodig voor osteogenese (=botvorming)
  1. Osteoblasten: Aanmaak botweefsel
  • Uitscheiden van ECM van bot. Daarnaast ook collageen type I, botmatrix en osteoïd
  • Verantwoordelijk voor calcificatie van de matrix
  • Osteoblasten is een enkele laag cellen die aan het groeiende bot grenstTransformatie: Osteoblast volledig omringd door osteoïd of botmatrix = Osteocyt (ongeveer 3 dagen)
  • Gedurende deze 3 dagen produceert osteoblast veel ECM, wordt het celvolume met 70% verkleind,vermindert de grootte en het aantal organellen en ontwikkelen de lange celprocessen
  1. Osteocyten: Zijn kleiner dan osteoblasten, uitlopers niet zichtbaar in H&E kleuring
  • Kunnen met elkaar communiceren door hemikanalen via de lacunae
  • Betrokken bij mechanotransductie
  • Toename van mechanische kracht  Botaanmaak door osteocyten
  • Afname mechanische kracht  uitscheiden van MMPs uit voor afbraak botmatrix
  1. Osteoclasten: Grote, meerkernige, bot resorberende cellen op het botoppervlak
  • Verantwoordelijk voor verwijdering en rennovatie van bot bij reorganisatie en beschadigingCytokinen in beenmerg zorgen dat voorlopers differentiëren tot macrofagen of osteoclasten
  • Voorlopercellen brengen RANK tot expressie  Interacteren met cytokines  differentiatie totosteoclast
  • Osteoblasten produceren OPG dat RANKL kan wegvangen  Productie osteoclasten geremd
  • Dus gebieden met veel osteoblasten  Weinig osteoclastenNieuwgevormde osteoclasten moeten eerst geactiveerd worden: Sterke cel polarisatie3 gebieden voor bot resorptie door osteoclast:
  1. Ruffled border: Gebied in direct contact met bot
  • Uitstulping voor oppervlaktevergroting voor uitscheiden en opname van enzymen/protonen
  1. Clear zone: Ringvormig gebied van cytoplasma wat grenst aan ruffled border
  • Resorptie en degradatie van de matrix
  1. Basolaterale zone: Exocytose van verteerde materialenTransportblaasjes met botmateriaal komen aan ruffled border binnen, worden afgebroken in clearzone en versmelten in de basolaterale zone met het celmembraan, geven inhoud extracellulair af
  • Gefuseerde macrofagen
  • Rafelig oppervlak voor afbrekingArtrose = Slijting en degeneratie van een gewricht, Verlies van kraakbeen in synoviaal gewricht
    • Door disbalans tussen aanmaak en afbraak van kraakbeen
  1. Kraakbeen herstelt niet goed  gaat verloren  versmalling gewrichtsspleet
    • Plasticiteit daalt

2. Ontstaan fissuren  Cystevorming

  • Hierdoor verhoogde druk
  1. Sclerose (weefselverharding) van gewricht = botvorming rondom de cysten
  2. Daardoor ontstaan osteofyten (puntig aangroeisel dat glad kraakbeen minder glad maakt)Botdeformatie.Chondrocyten enige cellen die verantwoordelijk zijn voor instandhouding van kraakbeenmatrix
  • Beperkte reserveactiviteit, zuurstof en voedingsstoffen (want kraakbeen niet doorbloed)
  • Bij defecten in collageennetwerk  Chondrocyten proberen te repareren  Clusters vanKraakbeen cellen  Poging mislukt vaak  meer afbraak dan aanmaak DisbalansSynoviale cellen produceren (als reactie op afbraak kraakbeen) pro-inflammatoire cytokines
  • Hebben negatieve invloed op de balans tussen afbraak en herstel kraakbeenmatrix
  • Synoviale zwelling, vocht in gewricht en pijnDoor de disbalans die het veroorzaakt en dus de afbraak van kraakbeen  synoviale cellen nog meergeprikkeld  waardoor deze cirkel in stand wordt gehouden.Primaire artrose = idiopathisch (geen duidelijke oorzaak).Secundaire artrose= Door exogene factoren zoals:
  • Trauma (intra-articulaire fractuur)
  • Ontwikkelingsstoornissen met vormverandering van het gewricht (femurkopnecrose)
  • Infectie in gewricht = artritis
  • Inflammatoire aandoeningen (reuma, jicht)
  • Hemofilie (bloedingen)
  • Metabole oorzaken
  • Extra-articulaire standafwijkingen  Leidt tot mechanische overbelasting van het kraakbeen
  • Mechanische overbelastingBehandelingConservatief = Pijn- en belastingvermindering en optimalisering van beweging gewrichtOperatief:
  1. Artroscopie met lavage en debridement = Verdunnen van inflammatoire enzymen enEgaliseren van kraakbeen oneffenheden. Vooral bij slotklachten in de knie.
  2. Osteotomie: Ontlasting van overbelaste compartiment. Correctie stand knie.
  • Alleen als ene compartiment aanmerkelijk erger is dan de ander
  • Reumatoïde-artritis is contra-indicatie!
  1. Artrodese: Operatief verstijven van een gewricht om pijn op te heffen
  • Bij knie- en elleboog kan het zorgen voor juist MEER functiebeperking
  1. Resectie-artroplastiek: Weghalen van deel van het gewricht
  • Nut wanneer er geen grote stabiliteit in gewricht nodig is

  • Stabiliteit wordt geleverd door fibreus littekenweefsel

  • Voet- en polsgewricht

  1. Gewrichtsvervangende prothese: Knie- en heuprothesen beste resultaten
  • Nadeel: Prothesemateriaal niet zo elastisch, sterk, wrijvingsloos en belasting adaptief alskraakbeen waardoor slijtage optreedt  uiteindelijk vervangen van prothese
  • Slijtagedeeltjes worden door macrofagen gefagocyteerd  Loslaten van protheseSchouder artrose/ omartrose, kan primair of secundair zijn.Secundaire oorzaken: Trauma, infectie, reuma en chondrocalcinose, rotator cuff ruptuur.Symptomen  Belastingsafhankelijke pijn en functiebeperkingBehandeling  Pijnbestrijding en fysiotherapieProtheses: Pijn gaat weg, beweeglijkheid verbetert niet!
  • Hemiprothese (vervanging kop): Bij intact rotatormanchet en goed glenoïd
  • Volledige prothese: Bij intact rotatormanchet en slecht glenoïd
  • Reversed volledige prothese: Bij niet-intacte rotatormanchet of heel slecht glenoïd= kom wordt op humerus vastgemaakt en kop aan glenoïd  hoge stabiliteitGlenoïd is de kom waar de kop in gaat.Heup artrose/ coxartrose:Secundaire oorzaken: Aangeboren/verworvenAangeboren: 1. Congenitale heupdysplasie = Aangeboren onderontwikkeling, ondiepe kom
  • Zorgt voor mechanische overbelasting in gewricht
  • Vroege aanpak kan zorgen voor normale heupontwikkeling
  1. Congenitale heupluxatie = Kop is craniaal verplaatst
  • Onbehandeld  ontstaan acetabulum lateraal en boven de oorspronkelijke Os ilium wordt smaller en dus weinig draagvermogen  Vroege artroseVerworven: 1. Trauma
  1. Epiphysiolysis capitis femoris = De heup glijdt van de groeischijf af  Naardorsaal en exoroteert  deformiteit in heupkop  artrose
  • Met name in puberteit
  1. Artritiden van de heup
  2. Genezing van fractuur = Kan leiden tot afwijkende stand en dus artrose
  3. Tumor
  4. Avasculaire femurkopnecrose: Veroorzaakt door trauma/medicijnen
  5. Ziekte van Perthes = Idiopathische avasculaire necrose van proximale epifysevan femur
  • Door circulatiestoornis in femurkop (met name op jonge leeftijd)
  1. Reumatoïde artritis
  2. Chronische mechanische overbelastingSymptomen: - Pijn bij belasting, later in rust en later ook nachtpijn
  • Stijfheid, bewegingsbeperking  Drehman teken positief = niet kan endoroteren
  • Pijn in liesregio en kan uitstralen naar knie
  • Teken van Trendelenburg = Niet op zieke been kunnen staan
  • Loopgang volgens Duchenne = WaggelenBehandeling: 1. Leefregels (overgewicht), blijven bewegen, pijnstilling en fysiotherapie
  1. Osteotomie = been doorzagen en goed terugzetten
  2. Versleten deel uit belaste gebied draaien
  3. Pandaplastiek = vergroten van de heupkom
  4. Totale heupprothese

3 typerende kenmerken voor een enkelbandruptuur zijn: - Drukpijn - Een bloeduitstorting - Afwijkende schuifladetestEr zijn 3 gradaties bij een enkelbandruptuur:Graad 1, lichte oprekking, e.v. geringe scheur in gewrichtsband enkel.Graad 2, 2 enkelbanden en gewrichtskapsel zodanig ingescheurd speling in enkelgewricht.Graad 3, enkel volledig instabiel, dit gebeurt als alle 3 de banden volledig zijn afgescheurd.Bij enkeldistorsie moet je altijd RICE volgen. rust, ijs, compressie, hoogteverschil.Bij recidiverende schouderluxatie moet je denken aan opereren.De frontale kwab en pariëtale kwab van de hersenen worden gescheiden door de centrale sulcus. Inde frontale kwab ligt de primaire motorische schors en in de pariëtale kwab ligt de primairesensorische schors. Het laatste is dus het eindpunt van binnenkomende informatie en het eerste ishet beginpunt van de motorische informatie. In de frontale schors ligt de informatie voor alleaangeleerde bewegingspatronen. Deze zorgen voor bijstelling, afremming of juist versterking vanaangeleerde bewegingsopdrachten.Motorneuronen zijn opgesplitst in eerste en tweede motorneuronen. De eerste motorneuronenliggen in de hersenen en ze kruisen elkaar in de medulla. De linkerkant van de hersenhelft stuurnamelijk de rechterkant van het lichaam aan. De tweede motorneuronen (alfa-motorneuronen)liggen in het ruggenmerg. In het anterieure gedeelte (voorhoorn). De mediaal gelegenmotorneuronen sturen proximale spieren aan. De lateraal gelegen motorneuronen sturen distaalgelegen spieren aan (bijv. pols, hand, onderarm).De alfa-motorneuronen worden samen met de aangestuurde spiervezels een motorische eenheidgenoemd. De verhouding tussen alfa-motorneuronen en de hoeveelheid aangestuurde spiervezelsbepaalt de nauwkeurigheid van de regulatie. Des te kleiner de verhouding des te nauwkeuriger.Een neuromusculaire junctie is de plek waar de alfa-motorneuron contact maakt met de spiervezel.Hier wordt het actiepotentiaal van het neuron doorgegeven aan het membraan van de spiervezelsgenaamd sarcolemma. De synaps bevat het presynaptisch membraan van het neuron ensarcolemma. Op het sarcolemma zitten nicotinereceptoren die kunnen binden met nicotine enacetylcholine. Wanneer er een actiepotentiaal ontstaat worden bij het neuron blaasjes ge-exocyteerdmet daarin acetylcholine en die binden dan aan de nicotinereceptoren waardoor demembraanpotentiaal minder negatief wordt drempelwaarde wordt overschredenactiepotentiaal in spiervezelmembraan.1 actiepotentiaal op een zenuw zorgt voor 1 actiepotentiaal op een spier en dat zorgt weer voor 1twitch. Een twitch is 100 keer langer dan een actiepotentiaal. Hierdoor is er weer tijd om terwijl detwitch nog bezig is te zorgen voor een nieuwe actiepotentiaal. Als dit gebeurt worden de twitchesopgeteld. Dit heet summeren. De spier ontspant niet meer maar is nog wel aan het trillen. Wat eenniet gefuseerde tentanische contractie wordt genoemd. Als er veel actiepotentialen zijn ontstaat eengefuseerde tentanische aanhoudende contractie. De alfa-motorneuronen sturen dan honderdenactiepotentialen zodat dit gebeurt. Hoe meer actiepotentialen hoe sterker de kracht die de spierlevert.Een spier kan op verschillende manieren contraheren: - Isotoon, de spier verkort maar spanning van spier blijft hetzelfde. - Isometrische contractie, de spier geeft kracht maar verkort niet.

  • Concentrisch, de spier verkort en geeft spanning
  • Excentrisch, de spier verlengt terwijl hij maximale kracht levert.3 type spiervezels:Type 1: langzame oxidatieve vezels; rode kleur, veel haarvaten, ATP door oxidatieve- fosforylering.Type 2: snel-oxidatieve-glycolytische vezels; rood, ATP deels door oxi-fos en deels door glycolyse.Type 3: snelle glycolytische vezels; wit/roze, ATP door glycolyse (weinig ATP wel melkzuur).Blauwe is tussenwervelschijf genaamd discus vertebralesKromming naar achter noem je een kyphosen.Kromming naar voor noem je een lordosen.VEGf wordt afgegeven als kraakbeen gevormd isEn als binnenste kraakbeen dan zo weinig 02 krijgtEn daardoor gaan dan bloedvaten het bot betredenEn die maken van kraakbeen bot.Tot je pubertiet groei je door interstitiële groei van kraakbeenIn je epifysaire schijf. En uiteindelijk groeien de bloedvatenDan ook door tot in de epifysaire schijf en dan ben je uitgegroeid.Bij een coupe is het witte gedeelte kraakbeen want daar zit weinig eiwit in. Cellen met meerderecelkernen erin zijn clasten. Kunnen chondorclasten zijn maar ook osteoclasten.Bot is een opslagplaats voor mineralen en het rode beenmerg erin maakt rode bloedcellen aan. Als erbijschildklierhormoon (PTH) wordt afgegeven dan wordt door verschillende dingen de calciumspiegelin het bloed verhoogt. Als schildklier (calcitonine) afgeeft wordt concentratie calcium in bloed doorverschillende dingen juist afgenomen.Met goldnerkleuring wordt wel gecalcificeerd bot groen en niet gecalcificeerd bot rood.Bij osteoid is net nieuwgevormd bot en andere kant van het blauw
Samenvatting midterm WDD - Een fractuur kan 3 type oorzaken hebben: - Traumatische fractuur, door - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Roderick King

Last Updated:

Views: 5964

Rating: 4 / 5 (71 voted)

Reviews: 86% of readers found this page helpful

Author information

Name: Roderick King

Birthday: 1997-10-09

Address: 3782 Madge Knoll, East Dudley, MA 63913

Phone: +2521695290067

Job: Customer Sales Coordinator

Hobby: Gunsmithing, Embroidery, Parkour, Kitesurfing, Rock climbing, Sand art, Beekeeping

Introduction: My name is Roderick King, I am a cute, splendid, excited, perfect, gentle, funny, vivacious person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.